Tijd van steden en staten
De tijd van steden en staten start rond het jaar 1000 en duurt tot het jaar 1500. In deze tijd keert de handel terug in de samenleving. Doordat boeren meer produceren dan ze zelf nodig hebben, kunnen ze het overschot verkopen op markten. Er zijn ook minder mensen nodig op het land, dus mensen trekken naar steden om daar een ander beroep uit te oefenen.
Mensen met hetzelfde beroep (ambacht) verenigen zich in gilden. Binnen een gilde worden afspraken gemaakt over kwaliteit en prijs.
Dit alles zorgt voor een opleving van een samenleving van boeren (agrarisch) en steden (urbane) samenleving, zoals deze er ook was in de tijd van de Romeinen.
Steden werden steeds zelfstandiger doordat ze stadsrechten kregen. Deze rechten golden voor de hele stedelijke burgerij (mensen die in de stad wonen). Steden mochten bijvoorbeeld stadsmuren bouwen.
In deze tijd ontstonden de eerste landen zoals we die nu ook kennen met een koning aan de macht. Deze koningen kregen het aan de stok met de kerk over wie er nu echt de baas was.
De kerk wist zijn macht naar buiten wel uit te breiden. Dit gebeurde onder andere in de vorm van de kruistochten.
![](https://primary.jwwb.nl/public/t/t/z/temp-poqoalysapctiaavrsbq/stedenenstaten.jpg)
Maak jouw eigen website met JouwWeb